
Jurisprudentie
AW5379
Datum uitspraak2006-04-05
Datum gepubliceerd2006-04-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 05/29
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-04-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 05/29
Statusgepubliceerd
Indicatie
EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Uitspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 05/29 5 april 2006
5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Uitspraak in de zaak van:
A, te X, appellant,
gemachtigde: ir. S. Boonstra, werkzaam bij LTO Noord Advies te Drachten,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. A.E. Slor, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 17 januari 2005, op dezelfde dag bij het College binnengekomen, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 15 december 2004.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van verweerder van 1 december 2003, genomen op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling).
Bij een nader besluit, gedateerd op 28 april 2005, heeft verweerder zijn besluit van 1 december 2003 herzien en opnieuw op het bezwaar van appellant beslist.
Op 9 mei 2005 heeft appellant de nadere gronden van het beroep ingediend.
Verweerder heeft op 28 juni 2005 een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 22 februari 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen hun standpunten hebben toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Bij de Regeling, zoals deze luidde ten tijde hier van belang, is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 3
Aan producenten van akkerbouwgewassen die een aanvraag oppervlakten indienen wordt door de minister jaarlijks ter zake van met akkerbouwgewassen ingezaaide oppervlakten of braakgelegde oppervlakten overeenkomstig de raadsverordening, verordening 3508/92, verordening 2419/2001, verordening 2316/1999, verordening 2461/1999, deze regeling en het overeenkomstig artikel 3 van de raadsverordening opgestelde regioplan, subsidie verstrekt.
Artikel 6
1. Om voor een subsidie in aanmerking te komen dient de producent bij LASER een aanvraag oppervlakten in.
2. Een aanvraag oppervlakten heeft betrekking op alle percelen die behoren tot het bedrijf van de producent.
Artikel 8
1. De aanvraagperiode voor de aanvraag oppervlakten loopt van 1 april tot en met 15 mei.
2. Indien de aanvraag oppervlakten na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in het eerste lid, door LASER wordt ontvangen, wordt de subsidie waarop de producent recht zou hebben indien LASER de aanvraag oppervlakten tijdig zou hebben ontvangen, verlaagd overeenkomstig artikel 13 van verordening 2419/2001, behoudens overmacht of buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 13.
3. Indien de aanvraag oppervlakten meer dan 25 kalenderdagen na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in het eerste lid, door LASER wordt ontvangen, wordt de aanvraag afgewezen, behoudens overmacht of buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 13.
Artikel 9
1. Na sluiting van de aanvraagperiode, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld, kan de aanvraag oppervlakten worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van verordening 2419/2001.
2. (…)
3. In afwijking van het tweede lid, worden de wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, die meer dan 25 kalenderdagen na sluiting van de aanvraagperiode door LASER worden ontvangen, niet meer geaccepteerd. Indien deze uiterste datum evenwel ligt voor of op de in het eerste lid bedoelde datum voor de inzaai, worden de wijzigingen die na de datum voor de inzaai worden ontvangen niet meer geaccepteerd.
4. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten in geval van een door LASER erkende kennelijke fout na de in het eerste lid bedoelde datum worden verbeterd.
5. (…)”
In Verordening (EG) nr. 2419/2001van de Commissie van 11 december 2001, houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (Pb 2001, L327, blz. 11; hierna: de Verordening), is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 12
Verbetering van kennelijke fouten
Onverminderd de voorschriften van de artikelen 6 tot en met 11 kan in geval van een door de bevoegde instantie erkende kennelijke fout, een steunaanvraag te allen tijde na de indiening worden aangepast.”
In artikel 1, eerste lid, van de Regeling vaststelling indieningsperiode 2003 aanvraag oppervlakten (Stcrt. 2003, 62) is als periode voor het indienen van een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Regeling vastgesteld, de periode die loopt van 1 april 2003 tot en met 15 mei 2003.
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellant heeft door middel van het formulier “Gecombineerde opgave 2003 voor Landbouwtelling, Gebruik gewaspercelen en Aanvraag oppervlakten” op grond van de Regeling subsidie aangevraagd.
- Bij deze aanvraag heeft appellant voor iets meer dan 52 ha akkerbouwsteun aangevraagd. Bij de braakpercelen 22 en 23 van in totaal 5,88 ha heeft appellant code 999 (geen bijdrage) ingevuld. Vraag 2 op het hoofdformulier betreffende de braakverplichting is met ‘ja’ beantwoord.
- Bij besluit van 1 december 2003 heeft verweerder, oordelend dat niet voldaan werd aan de in artikel 16, eerste lid, van de Regeling neergelegde verplichting om 10% van de oppervlakte waarvoor akkerbouwsteun wordt aangevraagd, braak te leggen, de aanvraag akkerbouwsteun gedeeltelijk afgewezen. Toegekend is een bedrag van € 5.797,09 aan subsidie.
- Bij brief van 3 december 2003 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
- Vervolgens heeft verweerder, na het houden van een hoorzitting op 1 september 2004, bij besluit van 15 december 2004 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en appellant steun toegekend voor het hogere bedrag van € 23.403,72, omdat geoordeeld werd dat appellant feitelijk wel aan zijn minimale braakverplichting had voldaan.
- Bij het nadere besluit van 28 april 2005 heeft verweerder het besluit van 15 december 2004 vervangen en een nieuwe beslissing op bezwaar genomen met dezelfde inhoud, zij het dat aan appellant alsnog vergoeding van wettelijke rente en van proceskosten in de bezwaarprocedure is toegekend.
3. Het bestreden besluit en het nadere besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd dat in de aanvraag van appellant ten aanzien van de opgave van de percelen 22 en 23 geen kennelijke fout is te bespeuren. De aanvraag als zodanig is niet onlogisch, inconsequent of onvolledig ingevuld. Het beantwoorden van vraag 2 met ‘ja’ en het invullen van code 999 bij de twee braakpercelen merkt verweerder niet aan als een tegenstrijdigheid, nu niet is vereist dat voor braakpercelen subsidie wordt aangevraagd om aan de braakverplichting te kunnen voldoen. Op grond van het gemeenschapsrecht rekent verweerder de braakpercelen bij het voldoen aan de braakverplichting mee als vaststaat dat de bewuste percelen aan de voorwaarden voor braak voldoen. Bovendien is de ingevulde combinatie van gewascode 668 (groene braak) met bijdragecode 999 een toegestane combinatie. Aan dit alles kan de door appellant aangehaalde passage in de Brochure Aanvraag oppervlakten 2003, gezien de louter informatieve functie van deze brochure, niet afdoen.
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen de bestreden besluiten aangevoerd.
Op pagina 11 van de Brochure aanvraag oppervlakten 2003 staat als waarschuwing het volgende vermeld: “Braakpercelen die worden opgegeven met de bijdragecode 999 komen niet voor subsidie in aanmerking en tellen niet mee voor de braakverplichting”. Tegen de achtergrond van deze uitleg levert het door appellant abusievelijk niet opgeven van de twee braakpercelen voor subsidie, het ontbreken van een bijdragecode voor braak en het wel invullen van vraag twee met ‘ja’, een tegenstrijdigheid in de aanvraag op die verweerder als een kennelijke fout had moeten erkennen.
Bovendien heeft een ambtenaar de aanvraag bij inlevering door appellant gecontroleerd en geaccepteerd. Deze had in één oogopslag kunnen zien dat de aanvraag niet was ingevuld zoals appellant had beoogd, want het is niet logisch om voor 50 ha steun aan te vragen als men maar voor 12,99 ha steun in aanmerking wil komen. Appellant verzoekt het bezwaar gegrond te verklaren en, na vernietiging van het besluit, verweerder op te dragen alsnog steun voor de twee braakpercelen uit te keren.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het beroep van appellant mede gericht geacht tegen het besluit van 28 april 2005. Het ingetrokken besluit van 15 december 2004 wordt door verweerder kennelijk voor onjuist gehouden, omdat het geen beslissing omtrent de vergoeding van wettelijke rente en de gemaakte proceskosten bevat. In deze tekortkoming heeft verweerder met het besluit van 28 april 2005 voorzien. Nu van enig belang bij de beoordeling van het besluit van 15 december 2004 niet is gebleken zal appellant in het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk worden verklaard. Wel ziet het College aanleiding te bepalen dat verweerder appellant het griffierecht zal vergoeden.
5.2 Het geschil beperkt zich thans uitsluitend tot de vraag of verweerder terecht de percelen 22 en 23 met gewascode 668 (groene braak) niet voor braaksubsidie in aanmerking heeft gebracht.
Verweerder heeft terecht geoordeeld dat aan het bezwaar van appellant slechts tegemoet kan worden gekomen en alleen dan akkerbouwsteun overeenkomstig de gewijzigde aanvraag zou kunnen worden toegekend, indien zou moeten worden geoordeeld dat door appellant bij de aanvraag oppervlakten door het invullen van de bijdragecode 999 bij percelen 22 en 23 een klaarblijkelijke fout is gemaakt. Immers, in dat geval is blijkens artikel 9 van de Regeling ook na afloop van de uiterste datum van indiening van de aanvraag een wijziging daarvan mogelijk. Het zou in strijd zijn met de Regeling als de aanvraag na de uiterste indieningsdatum zou worden gewijzigd vanwege een vergissing die geen kennelijke fout is.
5.3 Naar het College eerder heeft overwogen is van een kennelijke fout alleen sprake als aan de hand van de aanvraag oppervlakten zelf objectief kan worden vastgesteld dat de gedane opgave niet juist kan zijn. Daartoe behoort niet het geval dat de aanvrager minder subsidie aanvraagt dan mogelijk zou zijn, doordat hij een perceel braak legt zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Het is immers niet de taak van verweerder zich te verdiepen in de beweegredenen van de aanvrager bij de invulling van de aanvraag, waarbij komt dat braakpercelen voor de braakverplichting mee kunnen tellen, ook al zijn zij niet afzonderlijk voor steun opgegeven, in welke zin verweerder (uiteindelijk) ook heeft besloten. De verwijzing naar de tekst in de Brochure, waarop appellant zich beroept, kan niet leiden tot het oordeel dat de aanvraag kennelijk fout was, nu de aanvraag zelf geen tegenstrijdigheden bevat.
5.4 Uit het vorenstaande volgt dat verweerder niet gehouden was anders te beslissen dan hij heeft gedaan. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
5.5 Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8: 75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep van appellant tegen het besluit van 15 december 2004 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 28 april 2005 ongegrond;
- bepaalt dat de Staat aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 (zegge: honderdzesendertig
euro) vergoedt.
Aldus gewezen door mr. F. Stuurop, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Servaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 april 2006.
w.g. F. Stuurop w.g. F.W. du Marchie Servaas